De eenzijdige nadruk op evidence-based werken beperkt de hulpverlener in zijn professionele autonomie.
Behandelaars zoals ik zijn blij met richtlijnen, protocollen en documenten waarmee ik snel aan de slag kan. Maar wat kan ik betekenen voor geadopteerden, pleegkinderen en hun gezinnen die het hele scala aan beschikbare evidence–based behandelingen al doorlopen hebben en ondanks al die mooie netjes uitgevoerde protocollen nog niet voldoende geholpen zijn? Volgens sommigen, zoals hoogleraar psychologie Jan Derksen (Volkskrant 2015) is het werken volgens protocollen en behandelrichtlijnen een “uiterst beperkte aanpak” van het vak. Is meer dan evidence-based? Zo ja, mag je dat dan wel toepassen? Is dat verantwoord? Moet je niet gewoon altijd het protocol volgen?
Natuurlijk, in principe volg je als professional hetgeen de eigen beroepsgroep, kenniscentra of ander toonaangevend gremium als richtlijn heeft gepubliceerd. Toch zijn er uitzonderingen nodig. Hoe goed de richtlijn, de zorgstandaard of hoe we het ook willen noemen ook is, het is niet ‘one size fits all’ en er zijn altijd clienten die NIET genoeg profiteren van deze ‘state of the art’ behandeling. Zijn zij dan onbehandelbaar? Of moet ik als therapeut dan op zoek naar andere methoden?
Al snel na de oprichting van de Adoptiepraktijk kwam ik tot de slotsom dat ik zelden de eerste therapeut ben. Soms ben ik de tweede, derde of – erger nog – nummer negen of tien in de rij van therapeuten die al geraadpleegd zijn. Al mijn collegae hun werk gedaan, maar toch bleef er een hulpvraag…
Dus ben ik op zoek naar fatsoenlijk beschreven methoden, voor behandeling van vroegkinderlijk trauma en gehechtheidsproblemen. Methoden die onderzocht zijn in kleine cohorten, kloppen met basale principes van cliëntgericht en relatiegericht werken, en waarvan de werking theoretisch consistent is met wetenschappelijke inzichten. Deze methoden staan (nog) niet in richtlijnen of protocollen. Maar door ze in te zetten kan ik maatwerk leveren voor die cliënten die met alleen het protocol niet genoeg geholpen zijn.
Er bestaat geen protocol dat altijd werkt. Ik ben zo vrij om het protocol langszij te zetten, zeker als ik niet de eerste therapeut ben.
De autonome, ervaren professional durft op grond van theoretisch valide inzichten verder te gaan dan het protocol voorschrijft. Daar heb ik de tijdgeest niet mee. Verzekeraars en gemeenten zijn daar niet zo van. Soms worden niet onderzochte methoden bij voorbaat op een ‘zwarte lijst’ van onvergoede behandelingen gezet. Dan gaat men er wat mij betreft aan voorbij dat goed hulpverlenerschap alleen kan ontstaan wanneer de therapeut samen met de cliënt de klachten en oplossingsrichtingen voor die cliënt verkent. Vanuit de basis van de richtlijn, de theorie en het onderzoek, maar altijd met de mogelijkheid om die richtlijn te laten varen als de specifieke situatie daarom vraagt. Dus ja, er is meer dan de Evidence base. Gelukkig maar.
*Anneke Vinke 2015/2017 dit is een bewerking van de in 2015 verschenen blog op KennisNetJeugd